1. Tijdens de jacht praten de jagers . |
2. Ik heb snoep gekocht omdat ik dat . |
3. Met een zucht ging de dief op de . |
4. Hij gooide met kracht een fiets in de . |
5. Die toren staat echt helemaal . |
6. Mijn neef en nicht houden altijd de deuren . |
7. Hij stond op wacht, tot diep in de . |
8. Een rotte vrucht vloog door de . |