Spelling in de lift - deel 5 plus werkboek blz. 5

  
 ..  ..  ..

 ..
 ..  ..


 .. Vul een korte klank in.
zcht grcht dcht vrcht
rcht vlcht jcht slcht
lcht rchts cht vcht
ncht tcht kcht klcht


 .. Zet de woorden op de goede plek.
stuur - brood - vork - brief - kerk - acht - slot - muts - kaars - wolk - neus - schoen - twee - hart - bril - elf
 ..
 ..


 .. Vul steeds een korte klank in.
1. Doe het hk dcht.
2. Hij lcht naar zijn zsje.
3. Zs erbij twee is cht.
4. Mijn ncht woont in een drp.
5. Niet rchts maar lnks.
6. Zij zt op de tcht.
7. Een krs is een vrcht.
8. Een poes heeft een zcht vl.