volgende
=>
Spelling in de lift - deel 5 plus werkboek blz. 3
Vul
zich
in waar het kan, anders het woord :
snel
Zij wast
Hij staat
Zij schaamt
.
Hij loopt
Hij buigt
Hij beweegt
Hij haast
Hij scheert
Hij eet
Kies uit deze woorden met ch: zich - toch - pech - ach - toch - kuch - joch - lach - zich - pech - poch
Vergeet de hoofdletter niet, er blijven woorden over.
1. Ben je
nog gekomen?
2. Hij laat niets van
horen.
3. Wat heb jij toch altijd een
.
4.
was ik maar thuis gebleven.
5.
je mij uit?
6. Zij wast
met zeep.
7. Hij staat met
langs de weg.
8. Ik vind je
wel lief.
Welk woord staat hier?
Geheimschrift
1 = a; 2 = c; 3 = e; 4 = h; 5 = i; 6 = l; 7 = o; 8 = p; 9 = t; 10 = z
10 - 5 - 2 - 4
1 - 2 - 4
7 - 2 - 4
9 -7 - 2 - 4
8 - 3 - 2 - 4
6 - 1 - 2 - 4
controleer
Hint
OK
volgende
=>