Kies het juiste woord:
weten - de kelder - leggen - trappen - weten
Ik praat - jij praat - wij
Ik weet - jij weet - wij
Ik trap - jij trapt - wij
Ik leg - jij legt - wij
De kelders - de - het keldertje

Kies het juiste woord:
de regen - de spullen - de meester - droger - dure
De is volgende week jarig.
De stroomt naar beneden.
Morgen wordt het misschien wel wat .
Mijn oom heeft een auto gekocht.
Ik heb alle schoongemaakt.

Kies het juiste woord:
de handen - bellen - de kaarten - natter - de woorden
moet je met een dubbele t schrijven.
Ik moet haar nog even .
De - de hand - het handje
De - het woord - het woordje
De - de kaart - het kaartje