Kies het juiste woord:
bouwen - de schouder - het gebouw - koud
Hij kreeg een klopje op zijn , goed gedaan jongen.
Het heeft aan de voorkant een glazen gevel.
Ik ga met lego een huis .
Ik heb het , geef mijn vest eens aan.

Kies het juiste woord:
de ouders - trouwen - de kabouter - goud
De ring is van .
Mijn tante gaat volgende week met haar vriend.
In de tuin van onze buren staat een met een kruiwagen.
De van Julia wonen buiten het dorp op een boerderij.

Kies het juiste woord:
vasthouden - vouwen - onthouden - verkouden
Ik ben niet erg lekker, ik ben flink .
Je moet de rekstok goed als de duikelt.
Ik probeer de tafels goed te .
Je moet dit blad precies doormidden .