Bijwoordelijke bepaling |
De bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op de vraag: Waar? Wanneer? Hoe? Alle bepaling die NIET bij een zelfstandig naamwoord horen zijn bijwoordelijke bepalingen. Voorbeelden: Ik heb hem gisteren gezien. Ze wonen daar. Ze wonen in een dorp.Je hebt je les goed geleerd |
 |
1. Vandaag heb ik geen tijd. |
= bijwoordelijke bepaling |
2. Ze kwamen de volgende dag. |
= bijwoordelijke bepaling |
3. Wil je me even helpen? |
= bijwoordelijke bepaling |
4. Bert woont boven een winkel. |
= bijwoordelijke bepaling |
5. De trein vertrok om acht uur. |
= bijwoordelijke bepaling |
6. An is van de trap gevallen. |
= bijwoordelijke bepaling |
7. De dokter kwam onmiddelijk |
= bijwoordelijke bepaling |
8. Je tas ligt in de slaapkamer. |
= bijwoordelijke bepaling |
9. Ik kan het boek nergens vinden. |
= bijwoordelijke bepaling |
10.Dat heb je knap gedaan. |
= bijwoordelijke bepaling |