Ontleden - groep 8 oefening 22

  
..Taal actief 4
Zoek de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde, het lijdend- en het meewerkend voorwerp.
1. De burgemeester overhandigde de redder een mooie medaille.
= pv. ( = persoonsvorm)
= ww.gez. ( = werkwoordelijk gezegde)
= ond. ( = onderwerp )
= lv. ( = lijdend voorwerp)
= mv. ( = meewerkend voorwerp)
2. Moeder gaf mij daarnet een heerlijke boterham.
= pv.
= ww.gez.
= ond.
= lv.
= mv.
3. Zijn neef heeft hem een brief geschreven.
= persoonsvorm
= ww.gezegde
= onderwerp
= lijdend voorwerp
= meewerkend voorwerp
4. Gaf Joke haar ouders een nieuwe fiets?
= pv.
= ww.gez.
= ond.
= lv.
= mv.
5. Schonk de boekhandelaar de kinderen een spannend boek?
= persoonsvorm
= werkw.gezegde
= onderwerp
= lijdend voorwerp
= meewerkend voorwerp
6. Ik vertelde de agent het verhaal.
= pv.
= ww.gez.
= ondw.
= lijdend voorwerp.
= meewerkend voorwerp
7. Zijn ouders gaven hem een flinke waarschuwing.
= persoonsvorm
= werkw.gezegde
= onderwerp
= lijdend voorwerp
= meewerkend voorwerp.
8. De buurjongen heeft ons een pakketje gebracht.
= pv.
= ww.gez.
= ondw.
= lv.
= meewerkend voorwerp.
9. De examinator gaf de student een compliment.
= persoonsvorm
= werkw.gezegde
= onderwerp
= lijdend voorwerp
= meewerkend voorwerp
10. Zij stuurde na de vakantie haar vriendin een lange brief.
= pv.
= ww.gez.
= ondw.
= lv.
= mv.