Ontleden - groep 8 oefening 16

  
..Taal actief 4
Zoek de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp.
1. De merel had zijn nestje op een veilige plaats gebouwd.
= pv. ( = persoonsvorm)
= ww.gez. ( = werkwoordelijk gezegde)
= ond. ( = onderwerp )
= lv. ( = lijdend voorwerp)
2. Tijdens het diner kreeg hij plotseling buikpijn.
= pv.
= ww.gez.
= ond.
= lv.
3. Waar vingen jullie die prachtige karper?
= persoonsvorm
= ww.gezegde
= onderwerp
= lijdend voorwerp.
4. In de etalage ligt een mooi, gouden horloge.
= pv.
= ww.gez.
= ondw.
Er is geen lijdend voorwerp.
5. Gelukkig legde de meester die moeilijke som uit.
= persoonsvorm
= werkw.gezegde
= onderwerp
= lijdend voorwerp
6. Mijn neef maakte in Zwitserland prachtige foto's.
= pv.
= ww.gez.
= ondw.
= lv.
7. Een bekende architect heeft die betonnen woning ontworpen.
= persoonsvorm
= werkw.gezegde
= onderwerp
= lijdend voorwerp
8. Waar heb jij die kartonnen doos gelaten?
= pv.
= ww.gez.
= ondw.
= lv.
9. Zij legde het fruit op een grote glazen schaal.
= persoonsvorm
= werkw.gezegde
= onderwerp
= lijdend voorwerp
10. Het schip ramde de houten palen langs de kade.
= pv.
= ww.gez.
= ondw.
= lv.