Woordbenoemen groep 8 oefening 12b

  
..Taal actief 4
Benoem de rode woorden.
ww. (= werkwoord)znw. (= zelfstandig naamwoord)
zww. (= zelfstandig werkwoord)hww. (= hulp werkwoord)
pers.vnw. (= persoonlijk voornaamwoord)bez.vnw. (= bezittelijk voornaamwoord)
lidw. (= lidwoord)aanw.vnw. (= aanwijzend voornaamwoord)
vz. (= voorzetsel)bnw. (= bijvoeglijk naamwoord)
1. De spin maakte een mooi web. spin = - mooi =
2. De astronaut heeft vorig jaar een mooi boek geschreven. astronaut = - geschreven =
3. Mijn tante kan heerlijke wafels bakken. heerlijke =
4. Bij slecht weer draagt mijn oom altijd een hoed. slecht = - mijn =
5. In de schaduw van een boom verslond de leeuw zijn prooi. schaduw = - boom =
6. Wim leest 's avonds de krant.Wim = (eigennaam)
7. De gasten werden hartelijk begroet. werden =
8. Het paard trok de zware vracht. zware =
9. De jongen kreeg een mooie voetbal mooie =
10. De kinderen moeten alle zinnen ontleden. ontleden =