Ontleden - groep 8 oefening 11

  
..Taal actief 4
Zoek de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp.
1. Aan de waslijn hingen broeken, overhemden en sokken.
= persoonsvorm
= werkw. gezegde
= onderwerp
2. De kinderen zullen voor de jarige een liedje zingen.
= persoonsvorm
= werkw. gezegde
= onderwerp
3. Op het dressoir stond een moderne lamp.
= persoonsvorm
= werkw. gezegde
= onderwerp
4. De jonge student slaagde voor zijn examen.
= persoonsvorm
= werkw. gezegde
= onderwerp
5. Jouw zus wilde mijn fiets kopen.
= persoonsvorm
= werkw. gezegde
= onderwerp
6. Vele duizenden toeristen bezoeken de bollenvelden.
= persoonsvorm
= werkw. gezegde
= onderwerp
7. Zijn vader rookt een pijp.
= persoonsvorm
= werkw. gezegde
= onderwerp
8. Na een uur staakte de scheidsrechter de wedstrijd.
= persoonsvorm
= werkw. gezegde
= onderwerp
9. In de kamer leest mijn moeder de krant.
= persoonsvorm
= werkw. gezegde
= onderwerp
10. De turnster maakte op het einde een prachtige salto.
= persoonsvorm
= werkw. gezegde
= onderwerp