Woordbenoemen groep 8 oefening 10b

  
.. ..
Benoem de rode woorden.
ww. (= werkwoord)znw. (= zelfstandig naamwoord)
zww. (= zelfstandig werkwoord)hww. (= hulp werkwoord)
pers.vnw. (= persoonlijk voornaamwoord)bez.vnw. (= bezittelijk voornaamwoord)
lidw. (= lidwoord)aanw.vnw. (= aanwijzend voornaamwoord)
vz. (= voorzetsel)bnw. (= bijvoeglijk naamwoord)
telw. (= telwoord)
1. Mogen we op jouw verjaardag komen?jouw =
2. De tuinlieden spitten de tuin om.tuinlieden =
3. Heeft de fotograaf zijn fototoestel niet meegenomen? zijn =
4. De lifters reden met een vrachtauto mee.met =
5. Ik begroette de buitenlandse gasten.buitenlandse =
6. De zeilboot is in een zware storm vergaan.zeilboot = - zware =
7. Besloop de leeuw zijn prooi?
8. De krachtige wind veroorzaakte veel schade in ons land.krachtige =
9. De twee kinderen hebben de boodschappen al gedaan.twee =
10. De verpleegster en de dokter hielpen de patiënt.dokter =