Woordbenoemen - groep 8 oefening 7b

  
..ontleden
Benoem de rode woorden.
ww. (= werkwoord)znw. (= zelfstandig naamwoord)
zww. (= zelfstandig werkwoord)hww. (= hulp werkwoord)
pers.vnw. (= persoonlijk voornaamwoord)bez.vnw. (= bezittelijk voornaamwoord)
lidw. (= lidwoord)aanw.vnw. (= aanwijzend voornaamwoord)
vz. (= voorzetsel)bnw. (= bijvoeglijk naamwoord)
1. Er kwamen veel wandelaars voorbij.
2. Waarom spreken jullie op fluisterende toon?jullie =
3. Waar vingen zij die grote karpers?grote =
4. Draaide de stormachtige wind naar het westen?westen =
5. In deze buurt wonen mijn ouders.mijn =
6. Uit zijn zak viel twee euro.
7. Hoeveel kilometer leggen jullie per dag af?kilometer =
8. In de pauze kregen we een glas limonade aangeboden.glas =
9. Wanneer heeft Wim zijn excuses aangeboden?zijn =
10. De fraudeur werd op staande voet ontslagen.werd =