1. Iedere avond molk de boer zijn koeien. | avond = - zijn = |
2. Kon de scheidsrechterniet even wachten? | scheidsrechter = |
3. Loste die jongen de moelijke som op? |
4. Jullie moeten eerlijk blijven. | jullie = |
5. Werden de verwaarloosde dieren in het asiel opgenomen? | verwaarloosde = |
6. Voor de avondvoorstelling kocht imjn moeder vier kaartjes. | voor = |
7. Zijn oudste zus is naar Frankrijk vertrokken. | oudste = |
8. Het brutale jongetje gaf een onbeleefd antwoord. |
9. Heeft hij het startschot gelost? |
10. Waarom ontving de eerlijke vinder geen beloning? | eerlijke = |