Woordbenoemen - groep 8 oefening 3b

  
..Taal actief 4

Benoem de rode woorden. (= taalkundige ontleden ) Kies uit:
ww. (= werkwoord)znw. (= zelfstandig naamwoord)
pers.vnw. (= persoonlijk voornaamwoord)bez.vnw. (= bezittelijk voornaamwoord)
lidw. (= lidwoord)telw. (= telwoord)
vz. (= voorzetsel)
De punt van zijn potlood is gebroken.punt =
Waarom werd de tafel verplaatst?werd =
Gaan jullie naar de Efteling ?gaan = Efteling =
De redders zullen een geschenk ontvangen.-
Zijn geduld wordt eindelijk beloond.beloond =
Hebben de kinderen de waarheid verteld? -
Heeft zij zelf die foto's gemaakt?zij =
In de maand juli gaat hij op reis.in = juli =
De dokter ging zijn patiënten bezoeken.patiënten =
Waar heb jij de krant gelegd? krant =