Ontleden - groep 8 oefening 2

  
..Taal actief 4
Zoek de persoonsvorm
Je kunt de persoonsvorm op drie manieren vinden:
1 De zin vragend maken: Het eerste woordje van de zin is de persoonsvorm.
..Hij loopt op straat.
..Loopt hij op straat?
2 De zin in een andere tijd zetten: Het woordje dat verandert is de persoonsvorm.
..Zij gingen naar de stad.
..Zij gaan naar de stad.
3 Het onderwerp in het meervoud/enkelvoud zetten: Het woordje dat verandert is de persoonsvorm.
..De man loopt naar de auto.
..De mannen lopen naar de auto.
..
De persoonsvorm is altijd een vorm van een werkwoord.
De kelner bediende de klanten. = persoonsvorm.
De padvinders houden een speurtocht. = persoonsvorm
Verzorgt moeder de bloemen? = persoonsvorm
Onze club heeft de wedstrijd gewonnen. = persoonsvorm
De verpleegster praat met de dokter. = persoonsvorm
Janneke kijkt naar de olifanten. = persoonsvorm
Een paard stampte tegen de staldeur. = persoonsvorm
Ik betaalde de rekening. = persoonsvorm
Zeilt de zeiler door het Kanaal? = persoonsvorm
De brandweerlieden blusten de brand. = persoonsvorm