Ontleden - groep 8 oefening 1

  
..Taal actief 4
Zoek de persoonsvorm
Je kunt de persoonsvorm op drie manieren vinden:
1 De zin vragend maken: Het eerste woordje van de zin is de persoonsvorm.
..Zij gingen naar de stad.
..Zij gaan naar de stad.
2 De zin in een andere tijd zetten: Het woordje dat verandert is de persoonsvorm.
..Hij loopt op straat.
..Loopt hij op straat?
3 Het onderwerp in het meervoud/enkelvoud zetten: Het woordje dat verandert is de persoonsvorm.
..De man loopt naar de auto.
..De mannen lopen naar de auto.
..
De persoonsvorm is altijd een vorm van een werkwoord.
De tuinman snoeit de struiken. = persoonsvorm.
Mijn broers hebben het gras gemaaid. = persoonsvorm
De vogels bouwden een nest. = persoonsvorm
Moeder dekte de tafel. = persoonsvorm
Maakte Ina een grapje? = persoonsvorm
De kinderen holden naar huis. = persoonsvorm
De schilder verft de deur groen. = persoonsvorm
Ik sneed het brood. = persoonsvorm
De meisjes zitten in de eerste klas = persoonsvorm
De muzikant speelde op zijn trompet. = persoonsvorm