Tip 1 : Klik op het cijfer 35 voor een uitleg van de digischool
Tip 2 : Leer de 9 koppelwerkwoorden uit het hoofd !
1 zijn - 2 worden - 3 blijven - 4 blijken - 5 schijnen
6 lijken - 7 heten - 8 dunken - 9 voorkomen
Een koppelwerkwoord koppelt het onderwerp aan een zelfstandig naamwoord of aan een bijvoeglijk naamwoord.

	1. De loodgieter schijnt in de kelder te zijn. (Ze vermoeden dat hij daar is.)
persoonsvorm =
werkwoordelijk deel =
naamwoordelijk deel =	in de kelder te zijn
naamwoordelijk gezegde =
onderwerp =

	2. De loodgieter schijnt in de kelder. (Dat doet hij met een zaklamp.)
persoonsvorm =
werkwoordelijk gezegde =
bijwoordelijke bepaling van plaats =	in de kelder ( Waar schijnt de loodgieter? )
onderwerp =

	3. De onderhandelaar lijkt tevreden.
persoonsvorm =
werkwoordelijk deel =
naamwoordelijk deel =
naamwoordelijk gezegde =
onderwerp =

	4. Dat verhaal bleek de waarheid.
persoonsvorm =
werkwoordelijk deel =
naamwoordelijk deel =
naamwoordelijk gezegde =
onderwerp =

	5. Dat antwoord dunkt me goed. (= Ik denk dat dat antwoord goed is.)
persoonsvorm =
werkwoordelijk deel =
naamwoordelijk deel =
naamwoordelijk gezegde =
onderwerp =
meewerkend voorwerp =	me