werkwoorden nummer 8 - verleden tijd ( tijd van toen) - [gebruik de TAB toets]

Kom je er echt niet uit?
Klik dan op de Hint knop.
paraplu7
Zet in alle zinnen in de verleden tijd:

beloven - De moeder Els een nieuwe jas voor de winter.
weven - Vroeger de mensen zelf hun kledingstoffen.
opladen - Jan de accu van de auto snel weer .
draven - Het paard op een mooie manier door de wei.
verwaarlozen - Mijn zusje vroeger altijd haar konijn.
melden - Ik me gisteren ziek op school.

likken - De hond zijn etensbak schoon
wenden - Joris zijn gezicht bij het zien van zoveel bloed.
dulden - De rechter geen tegenspraak tegen zijn vonnis.
afdekken - Meneer de Bruin zijn auto voor de nacht.
rusten - De politiemannen uit na de lange achtervolging.
hopen - Ik dat de film een goed einde had.

aankloppen - De secretaresse op de deur van haar baas.
oprichten - De familie van Michiel in 1985 een sportclub .
redden - Het meisje het maar net om op tijd te zijn.
vergroten - Mijn doelpunt mijn kans om in de basis te komen
bezetten - De militairen het gebied dat ze wilden veroveren.
opvolgen - Mijn vader mijn opa in het bedrijf.

starten - Waarom de auto gisteren niet?
haken - Ik altijd af bij de hardloopwedstrijd.
gillen - Sophie toen de achtbaan naar beneden ging.
verhuizen - Wij vorig jaar naar het buitenland.
uitnodigen - Alies al haar vrienden op haar feestje uit.
handhaven - De politie de orde tijdens de wedstrijd.

[ Werkwoordenblad van juf Hannah: nummer 8 tegenwoordige tijd ]