werkwoorden nummer 7 - verleden tijd ( tijd van toen) - [gebruik de TAB toets]

Kom je er echt niet uit?
Klik dan op de Hint knop.
paraplu7
Zet in alle zinnen in de verleden tijd:

afleiden - Hij mij , maar ik scoorde toch.
feesten - Wij omdat mijn oma 80 jaar was.
landen - De luchtballon gisteren in een weiland.
sporten - Vorig jaar hij nog heel veel.
afwachten - De mannen vorige week de uitslag .
bereiden - de moeder heerlijke pannenkoeken?

opletten - De kinderen niet , toen er een auto aankwam.
storten - De vuilnismannen het vuil op de berg.
beantwoorden - Vader de vragen van zijn zonen.
haasten - De politiemannen zich naar het ongeluk.
opvoeden - De moeder haar kinderen alleen .
bloeden - De soldaat hevig uit zijn wonden.

afzetten - De tuinman de motor van zijn machine .
broeden - De krokodillen hun eieren uit.
richten - De indianen hun pijlen op ons.
uitrusten - jij even na die lange wandeling?
begroeten - De ministers de koning van Zweden.
kleden - Ik me feestelijk aan.

raden - Het mannetje het aantal knikkers in de pot.
laden - vader die zware kast zelf in de auto?
melden - De werkster bij de directeur dat ze ziek was.
kaarten - Vorig jaar mijn oma elke week minstens 1 keer.
schudden - Tijdens de receptie hij veel handen.
verwachten - Wij niet dat er geen fouten worden gemaakt.


[ Werkwoordenblad van juf Hannah: nummer 7 verleden tijd ]