werkwoorden nummer 2 - verleden tijd ( tijd van toen) - [gebruik de TAB toets]

Kom je er echt niet uit?
Klik dan op de Hint knop.
paraplu7
Zet in alle zinnen in de verleden tijd:

bellen - Wij onze oma om te feliciteren.
dromen - jij van leuke cadeaus?
leren - Gisteren wij nieuwe sommen.
rennen - De kinderen de school uit.
spelen - De bejaarden een kaartspelletje.
wonen - Mijn nichtje in Australië.

bakken - De prinses graag pannenkoeken.
knippen - Gisteren ik het haar van mijn zusje.
koken - Mijn moeder het liefst voor veel mensen
maken - De kunstenaars een prachtig beeld.
stoppen - De keeper alle penalty's.
wensen - Ik jou het allerbeste.

lopen - jullie mee naar het winkelcentrum?
slapen - De baby meestal heel lang.
trekken - De olifanten de zware bomen.
vallen - Wij niet op tussen al die kinderen.
vangen - je vader je op toen je viel?
helpen - Mijn broer mij altijd met mijn huiswerk.

bedenken - Het jongetje een slimme oplossing.
bezoeken - Vroeger wij mijn lieve tante heel vaak.
kopen - De bedelaar brood toen hij geld had.
verdenken – Gisteren de politie mijn vriend van diefstal.
verkopen jij die mooie auto aan hem?
zeggen - Het meisje dat ze naar het feest kwam.

[ Werkwoordenblad van juf Hannah: nummer 2 verleden tijd ]