volgende
=>
werkwoorden nummer 2 - verleden tijd ( tijd van toen) - [gebruik de TAB toets]
Kom je er echt niet uit?
Klik dan op de Hint knop.
Zet in alle zinnen in de verleden tijd:
bellen
- Wij
onze oma om te feliciteren.
dromen
-
jij van leuke cadeaus?
leren
- Gisteren
wij nieuwe sommen.
rennen
- De kinderen
de school uit.
spelen
- De bejaarden
een kaartspelletje.
wonen
- Mijn nichtje
in Australië.
bakken
- De prinses
graag pannenkoeken.
knippen
- Gisteren
ik het haar van mijn zusje.
koken
- Mijn moeder
het liefst voor veel mensen
maken
- De kunstenaars
een prachtig beeld.
stoppen
- De keeper
alle penalty's.
wensen
- Ik
jou het allerbeste.
lopen
-
jullie mee naar het winkelcentrum?
slapen
- De baby
meestal heel lang.
trekken
- De olifanten
de zware bomen.
vallen
- Wij
niet op tussen al die kinderen.
vangen
-
je vader je op toen je viel?
helpen
- Mijn broer
mij altijd met mijn huiswerk.
bedenken
- Het jongetje
een slimme oplossing.
bezoeken
- Vroeger
wij mijn lieve tante heel vaak.
kopen
- De bedelaar
brood toen hij geld had.
verdenken
– Gisteren
de politie mijn vriend van diefstal.
verkopen
–
jij die mooie auto aan hem?
zeggen
- Het meisje
dat ze naar het feest kwam.
[ Werkwoordenblad van juf Hannah: nummer 2 verleden tijd ]
controleer
Hint
OK
volgende
=>