volgende
=>
werkwoorden nummer 2 - tegenwoordige tijd ( tijd van nu) - [gebruik de TAB toets]
Kom je er echt niet uit?
Klik dan op de Hint knop.
Zet in alle zinnen in de tegenwoordige tijd:
bellen
- Het meisje
de politie.
dromen
- Ik
van hoge bergen en sneeuw.
leren
– Elke dag
wij wat nieuws.
rennen
– De paarden
vrolijk in de wei.
spelen
– Morgen
ik weer met mijn poppen.
wonen
– De bejaarden
in een bejaardenhuis.
bakken
– Mijn moeder
vaak een appeltaart.
knippen
– De kapper
mijn haar heel kort.
koken
- De koks
de lekkerste dingen.
maken
–
de juffen vaak een toets?
stoppen
–
je wel altijd voor rood licht?
wensen
– Ik
dat je later gelukkig wordt.
lopen
– Wij
snel door als het gaat regenen.
slapen
- De
man slaapt in zijn luie stoel.
trekken
– De olifant
de boom uit de grond.
vallen
–
je niet van die hoge ladder?
vangen
– De keeper
nog net op tijd de bal.
helpen
– Mama
mij met mijn huiswerk.
bedenken
–
je even een ander antwoord?
bezoeken
– De meester
het zieke kind.
kopen
–
jij ook het liefst een spelletje?
verdenken
– De politie
die man van diefstal.
verkopen
- Hij
de buurman een nieuwe televisie.
zeggen
–
het jongetje wel de waarheid?
[ Werkwoordenblad van juf Hannah: nummer
2
tegenwoordige tijd ]
controleer
Hint
OK
volgende
=>