volgende
=>
werkwoorden nummer 10 - verleden tijd ( tijd van toen) - [gebruik de TAB toets]
Kom je er echt niet uit?
Klik dan op de Hint knop.
Zet in alle zinnen in de verleden tijd:
bestrijden
- De gemeente
vorig jaar de ratten in de stad.
bevinden
- Wij
ons ineens in een enge grot.
bidden
- Roos
dat de storm niet hun huis zou verwoesten.
gebieden
- De juf
haar leerlingen om stil te zijn.
glijden
- De glazenwasser
bijna van zijn ladder af.
lijden
- Klaas
veel pijn toen Frank hem op de grond duwde.
snijden
-
je gisteren tijdens het koken in je vingers?
strijden
- De burgers
tijdens de oorlog voor hun geloof.
verbieden
- Bas
zijn vriendin om met Joost te praten.
verbinden
- De verpleegster
de bloedende wond.
vermijden
- Els
de drukke winkelstraat.
zenden
- Mijn oma
me vorige week een leuk cadeautje.
besluiten
- Waarom
jij gisteren om toch niet te komen.
genieten
- Mijn nichtje
erg van haar vakantie op de Antillen.
gieten
- Hij
de helft van zijn drinken langs zijn mond.
ontbijten
- Lieke
gisteren om 8 uur bij haar vader.
opmeten
- Ik
het klaslokaal nauwkeurig
.
sluiten
- Ik
de deur goed, toen ik gisteren weg ging.
smelten
- Het ijzer
toen het in het vuur werd gelegd.
spuiten
- Vader
met de tuinslang de bloemen nat.
vergeten
- Tim
in groep 7 altijd zijn huiswerk
vlechten
- Vroeger
mijn moeder mijn haar voor schooltijd.
weglaten
-
je expres een hoofdstuk van je spreekbeurt
?
zitten
- De broers
de hele dag achter hun spelcomputer.
[ Werkwoordenblad van juf Hannah: nummer 10 verleden tijd ]
controleer
Hint
OK
volgende
=>