werkwoorden nummer 10 - verleden tijd ( tijd van toen) - [gebruik de TAB toets]

Kom je er echt niet uit?
Klik dan op de Hint knop.
paraplu7
Zet in alle zinnen in de verleden tijd:

bestrijden - De gemeente vorig jaar de ratten in de stad.
bevinden - Wij ons ineens in een enge grot.
bidden - Roos dat de storm niet hun huis zou verwoesten.
gebieden - De juf haar leerlingen om stil te zijn.
glijden - De glazenwasser bijna van zijn ladder af.
lijden - Klaas veel pijn toen Frank hem op de grond duwde.

snijden - je gisteren tijdens het koken in je vingers?
strijden - De burgers tijdens de oorlog voor hun geloof.
verbieden - Bas zijn vriendin om met Joost te praten.
verbinden - De verpleegster de bloedende wond.
vermijden - Els de drukke winkelstraat.
zenden - Mijn oma me vorige week een leuk cadeautje.

besluiten - Waarom jij gisteren om toch niet te komen.
genieten - Mijn nichtje erg van haar vakantie op de Antillen.
gieten - Hij de helft van zijn drinken langs zijn mond.
ontbijten - Lieke gisteren om 8 uur bij haar vader.
opmeten - Ik het klaslokaal nauwkeurig .
sluiten - Ik de deur goed, toen ik gisteren weg ging.

smelten - Het ijzer toen het in het vuur werd gelegd.
spuiten - Vader met de tuinslang de bloemen nat.
vergeten - Tim in groep 7 altijd zijn huiswerk
vlechten - Vroeger mijn moeder mijn haar voor schooltijd.
weglaten - je expres een hoofdstuk van je spreekbeurt ?
zitten - De broers de hele dag achter hun spelcomputer.

[ Werkwoordenblad van juf Hannah: nummer 10 verleden tijd ]