Bij je, pje en tje hoor je een u, maar schrijf je een e

het eendje - Als een nog heel klein is heet het een pijltje.
het eindje - Zullen we een gaan fietsen?
het grapje - Zij houden wel van een .
het kunstje - Het was een leuk dat je daar deed.
het plekje - Heb je een speciaal voor je sleutels?

het poosje - Ik ga een op vakantie.
een stukje - Ik ga een hardlopen.
een tijdje - Waarom groeien astronauten als ze een in de ruimte zijn?
een ijsje - Jij hebt zeker wel trek in een ijsje?!
het visje - Ik heb een nieuw blauw in mijn aquarium.

een beetje - Ik moet een gaan opschieten, anders kom ik te laat.
het meisje - Ik heb hem met zijn zien hardlopen.
het boompje - Het staat daar wel goed.
het geheimpje - Zal ik je een verklappen?
het raampje - Het in de keuken is vaak beslagen.

het buitje - Ze verwachten voor vanmiddag nog wel een .
het broertje - Zijn is volgens mij heel erg slim.
het diertje - Het is een aardig .
het eitje - Dat was appeltje , zo gemakkelijk!
het uurtje - Ik ben over een wel weer terug.