Woorden bij spelling Taaljournaal - groep 5 week 19 (gebruik TAB om naar het volgende woord te gaan)

Schrijf de woorden over . ( Denk aan het au-verhaal )

de dauw - Er ligt een laagje op het weiland.
de auto - De moet naar de garage.
miauwt - De poes .
de wenkbrauw - Je zit boven je oog.
rauw - Hij at de wortels .
grauw - Het is weer vandaag.
benauwd - Hij heeft het met dit warme weer.
de pauze - De was net afgelopen.
lauwe - Zij dronken thee.
de saus - De was erg pikant.
de buurvrouw - De woont twee kilometer verderop, zo eenzaam is het hier.
de fouten - Zij maakte bijna nooit .
de inhoud - De van deze tank is één miljoen liter!
de mevrouw - Die van de hoek is ernstig ziek.
het oerwoud - Het loopt door tot aan de grens.
oud - Mijn opa is al aardig .
ouders - Mijn zijn bijna twaalf en half jaar getrouwd.
de schouder - Het jongetje zat bij zijn vader op de .
houden - In de zomer wij veel zwemmen.
trouwen - doe je op het stadhuis.