Je hoort een u, maar je schrijft een e.
de aarde - De is vanuit de ruimte gezien blauw.
beste - De voetballers verdienen veel geld.
de derde - Ik werd bij het hardlopen.
kleine - Het was maar een voorsprong.
de lente - Het voorjaar is hetzelfde als de .

leuke - Heb je een voorstelling.
sterke - Ik heb een heel broer.
de tante - Mijn is Nederlands kampioene geweest.
de verte - In de zie ik een beetje wazig zonder bril.
zwarte - Mijn vader heeft een band bij judo.

buiten - Ik kan niet muziek.
de keuken - We hebben de samen netjes opgeruimd.
de morgen - Vroeg in de ga ik vaak een kwartier hardlopen.
het noorden - Het zie je aan de bovenkant van de kaart.
het oosten - Het zie je aan de rechterkant.

het westen - Het ligt tegenover het oosten.
het zuiden - Het ligt onderaan de kaart.
buigen - Wij voor de wedstrijd voor onze tegenstanders.
knijpen - Au, dat doet zeer, je moet niet zo hard .
snurken - Ik hoop dat jullie niet .