Opdracht 1
1. Een krat met 24 flesjes chocomel kost € 18,-.
In deze prijs zit ook het statiegeld voor de krat ( € 2,40)
en het statiegeld voor de flesjes (15 eurocent per stuk).
Hoeveel kost een flesje chocomel zonder statiegeld?

Oplossing :

Het statiegeld voor de krat was	€
Het statiegeld voor de flesjes was 24 x € 0,15 =	€
Al het statiegeld is dan	€

Voor alleen de chocomel blijft dan over € 18,00 - € 6,00 = €
Eén flesje zonder statiegeld kost dan €

_______________________________________________________________________________________
Opdracht 2
Peter zegt: “Ik ben over 40 dagen jarig”.
Het is nu maandag 25 mei.
Wanneer is Peter jarig?


Oplossing:
Peter is jarig op dag

_______________________________________________________________________________________
Opdracht 3
De afstand Groningen - Maastricht is 310 km.
Ik rijd gemiddeld 60 km per uur.
Hoe lang duurt de rit?

Oplossing:

Ik heb na 1 uur	km gereden
Na uur heb ik	300 km gereden

de laatste 10 km doe ik in: 10 km / 60 km = ⅙ uur = minuten
Totaal uur en minuten

_______________________________________________________________________________________
Opdracht 4
Annemieke koopt van haar zakgeld 6 buttons van € 0,95 per stuk.
Ze houdt € 2,80 over van haar zakgeld.
Hoeveel geld had ze eerst?

Oplossing:

6 x € 0,95 =	€
Ze heeft nog over :	€ 2,80 +
Totaal :	€

_______________________________________________________________________________________

Opdracht 5

¾	deel van 600 =
⅗	deel van 800 =
⅖	deel van 500 =
⅝	deel van 160 =
⅜	deel van 240 =