Rekenopdracht 1 groep 7

Opdracht 1

Een eierhandelaar koopt 28.000 eieren.
Tijdens het vervoer vallen een paar dozen.
1/40 deel van de eieren breekt.
Hoeveel eieren blijven er heel?

1/40 deel
Oplossing :
Gebroken eieren 28.000 : 40 =
Hele eieren
_______________________________________________________________________________________
Opdracht 2

Op 18 februari zijn er 135 kinderen op school.
⅙ deel van de kinderen is ziek thuis.
Hoeveel kinderen zijn er op school als iedereen weer beter is?
1/6 deel
Oplossing :
Gezonde kinderen ( = ⅚ deel) : 135 kinderen
Aantal zieke kinderen (= ⅙ deel) 135 : 5 = kinderen
Totaal aantal: kinderen


_______________________________________________________________________________________
Opdracht 3
In een regenton zit 90 liter water.
In mijn gieter gaat 4½ liter.
Hoeveel keer kan ik mijn gieter vullen voordat de regenton leeg is?
1/6 deel

Oplossing:
De som wordt dan 90 : 4½ = ....
Ik verander de som , ik maak alles 2x zo groot , het antwoord blijft dan hetzelfde.
6 : 3 = 2
12: 6 = 2
24:12= 2

Het wordt dan 180 : 9 = keer

_______________________________________________________________________________________
Opdracht 4
Karin, Johan, Richard en Anneke hebben auto’s gewassen.
Ze hebben daarmee € 84 verdiend.
Omdat ze niet allemaal evenveel gewassen hebben, verdienen ze het geld op de
volgende manier:
Karin ⅜ deel, Johan ⅙ deel, Richard ¼ deel en Anneke de rest.
Wie krijgt het minst?

Karin ⅛ deel van € 84 = € 10,50 ⅜ deel van € 84 = €
Johan ⅙ deel van € 84 = €
Richard ¼ deel van € 84 = €
Karin + Johan + Richard(sub totaal)
Anneke€ 84,00 - sub totaal =

De som is uitgerekend.
Maar de vraag was : Wie verdient het minst?
Het antwoord moet dus zijn : verdient het minst.

_______________________________________________________________________________________
Opdracht 5
¾deel van 800 =
¾deel van 400 =
deel van 200 =
deel van 400 =
deel van 800 =


Paraplu7