Oefening 12 (uit Cito 2014 - taal 1)

De opgaven 1 tot en met 5 horen bij de tekst die hier staat.
Lees eerst de hele tekst en maak daarna de opgaven.

1 Sip kijkt Sander toe. Hij zit op de bank in de
2 gymzaal. Naast hem liggen twee krukken.
3 Natuurlijk begrijpt hij wel dat gymmen met een
4 verstuikte voet niet gaat. Maar hoe moet het nou
5 met de sportdag?
6 "We doen deze les een race met handicaps", legt
7 meester Frans uit.
8 "Wat leuk", zegt Selma. "Dan kan Sander ook
9 meedoen."
10 "Je begrijpt me verkeerd", zegt de meester
11 hoofdschuddend.
12 "Hoe gaat het dan?", vraagt Dian.
13 "Het wordt een eerlijke hardloopwedstrijd.
14 Jullie gaan straks bij de start staan. Als ik fluit,
15 ren je vier rondjes om de pionnen. Zodra de
16 eerste loper over de finish komt, fluit ik af en blijf
17 je staan waar je bent. Dan draaien we ons om.
18 Ik fluit weer en we rennen allemaal terug naar de
19 start. Ik ben benieuwd wie dan wint."
20 "Goed idee meester", zegt Leonie.
21 "Tenminste, als iedereen eerlijk meedoet."
22 De race wordt een groot succes. Tot ieders
23 verbazing wint Marita, die toch niet tot de goede
24 lopers behoort.
25 "Meester", zegt ze hijgend, "met dit spelletje kan
26 Sander toch ook meedoen? Het maakt toch niet
27 uit dat hij op krukken loopt?"
28 De tweede race wordt een nog groter succes.
29 Rob komt na vier rondjes door de gymzaal als
30 eerste over de finish. Op zijn krukken heeft
31 Sander niet meer dan een halve ronde afgelegd.
32 Maar als ze zich omdraaien, gooit Sander zijn
33 krukken aan de kant en hinkt op één been naar de
34 overwinning.
35 Hij krijgt een luid applaus.
36 "Zo is het een echte gehandicaptenrace
37 geworden", zegt Vicky lachend.
38 "En wat doen we morgen, op de sportdag, met
39 Sander?", vraagt Selma zich hardop af.
40 "Kunnen we hem niet in een rolstoel in het doel
41 zetten?", stelt Rob voor.
42 "Dat is niet eerlijk", zegt Vicky. "Gelijke kansen,
43 weet je wel?"
44 De gymzaal is versierd en de tribunes zijn gevuld
45 met allemaal ouders.
46 In een lange rij staan de deelnemers van beide
47 scholen klaar om de zaal binnen te lopen.
48 Plotseling ontstaat er rumoer. Wat is er aan de
49 hand?
50 In de rij van de tegenstander zit ook iemand in
51 een rolstoel.
52 Is dat niet Rob? Wat mankeert hem? Rob rolt zijn
53 stoel tot hij voor Sander staat. Het wordt doodstil
54 in de zaal. "Wat is dit?", vraagt Sander verbaasd.
55 "Gelijke kansen", antwoordt Rob. "Twee rijdende
56 keepers in het doel. Doe je mee?"
57 "Yes!", roept Sander. "Ik doe mee!"