Wijzer! Natuur en techniek groep 8 Hoofdstuk 1 - begrippenlijst

Alle levende wezens; een dier, mens of plant.
De bouwstenen van alle levende planten en dieren en mensen.
Een cel deelt zichzelf, zodat er twee nieuwe cellen ontstaan.
Een cel die signalen doorgeeft aan andere cellen.
Een cel die kan samentrekken.
Een bolletje in een cel dat het DNA bevat en alles in de cel regelt.
Een stof in een celkern die regelt hoe eiwitten worden gemaakt.
Een belangrijke stof die in alle levende wezens voorkomt.
Een groep cellen die samen een taak uitvoeren.
Een bepaalde taak; de functie van het oog is zien.
Botten in je rug, in je wervelkolom.
Dit zeg je van dieren met wervels, met botten.
Een stevige buitenkant van een kreeft, spin of insect.
Dit zeg je van alle dieren zonder botten.
De manier waarop een dier is gebouwd.
Geschikt om beter te kunnen overleven.
Alles om je heen.
In actie komen omdat je iets opmerkt.
In leven blijven.
Een manier voor dieren om de winter door te komen, ze slapen veel en worden af en toe wakker om te eten.
Hier: dieren die in groepen leven.
Hier: dieren die alleen leven.
het organisme
de cellen - de cel
de celdeling
de zenuwcel
de spiercel
de celkern
het DNA
het eiwit
het orgaan
de functie
de wervel
gewerveld
het uitwendig skelet
ongewerveld
het bouwplan
aangepast
de omgeving
reageren
overleven
de winterslaap
sociaal
solitair