Lezen kern 9 nummer 6

  
 ..  ..  ..

 .. Vul het goede woord in.
strak - strik - struik - strek sproet - spring - sproei - spruit
1. In het haar zit een .2. Ik met een touw.
straal - struik - streek - stroom wond - barst - vorst - worst
3. Er zit een bes aan de .4. Hij eet graag friet met .
kerst - helft - markt - merkt lacht - wacht - zacht - vecht.
5. Ik ga met mam naar de . 6. Zij op de bus.