Een zeeman die veel gevaren heeft noem je vaak een . |
Mijn jongste broertje heeft een voor als hij gaat eten. |
Het is om tien uur vloed, dus dan zal het om ongeveer vier uur zijn. |
Een vetrol kun je ook een noemen. |
De liep over de rotsblokken langs de kust. Je kon zijn scharen duidelijk zien. |
Heb je je boek al naar de teruggebracht? |
Bij het stond een bedrag van twaalf euro, bij het totaal stond een bedrag van vijftien euro. |
Er zat allemaal onderin de koffiepot. |
De neiging om alles te willen hebben noem je . |
Een is een bestuurbare slee. |
|