1. Snorkelen leer je in een zwembassin. |
1. Snorkelen / leer / je / in een zwembassin. |
2. Je kiest een ondiep stuk. |
2. . |
3. Je ademhaling moet rustig zijn. |
3. . |
 |
1. We waren in een zwembassin. |
1. . |
2. We kregen les van Klaas. |
2. . |
3. Ik vond het eerst doodeng. |
3. . |
4. Ik lette op mijn ademhaling. |
4. . |
5. Toen ging het beter. |
5. . |