|
Sjoerd en Nina zwaaien naar de mensen. |
Zij zwaaien naar hen. |
De clown geeft een ballon aan het meisje. |
geeft een ballon aan . |
Noa koopt een boek voor haar broer. |
koopt een boek voor . |
Esther en Sanne lachen om Max en Niek. |
lachen om . |
De boer verkoopt eieren aan mij en mjn moeder. |
verkoopt eieren aan . |