1. lk denk dat ik ongeveer 10 euro in mijn spaarpot heb. | |
2. Ik begin en daarna mag degene die links van me zit. | |
3. De wedstrijd duurt twee keer en kwartier, een half uur dus. | |
4. Ik kan over een murtje van 70 centimeter springen. | |
5. De meeste klokken zijn rond. | |
6. Senna gaat onderzoeken hoe lang haar sjaal precies is. | |
7. Mijn zusje en ik hebben bij elkaar wel twintig knuffels. | |