1. De verhuizers verplaatsen de zware dozen. | De verhuizers verplaatsten de zware dozen. |
2. Het kind maakte veel spelfouten. | Het kind veel spelfouten. |
3. De boeven gaan er met de buit vandoor. | De boeven er met de buit vandoor. |
4. De houthakker zaagt een boom om. | De houthakker een boom om. |