Werkschrift Taalverhaal.NU Groep 5 Blok 4.7.7

  
TaalverhaalNU TaalverhaalNU TaalverhaalNU

TaalverhaalNU1.
Schrijf het werkwoord van nu in de zin. ( = tegenwoordige tijd.)
1. kennen Wij die vrouw heel goed.
2. spelen De hond met de bal.
3. liggen Wat een rommel er op dat bureau.
4. zoeken Ik al een uur naar mijn bril.
5. zitten jullie al lang in de trein?

TaalverhaalNU2.
Verander de zin van toen naar nu.
Toen: verleden tijd (vt)Nu: tegenwoordige tijd (tt)
1. Wij liepen op het strand..
2. De appels vielen op de grond..
3. De aap sprong op de tak..
4. De fietser belde heel hard..
5. Mijn oom zwom in de zee.

TaalverhaalNU3.
Kies één van de twee rode woorden.
1. ga / gingMorgen ik naar de stad.
2. smeren / smeerdenWij alvast een stapel boterhammen.
3. krijgt / kreegDie kleine meid gisteren nieuwe schoenen.
4. won / winVorige week ik een prijs in de loterij.
5. kwam / komtVanavond er een mooie film op de televisie.