Taal actief 4 groep 8 themawoorden 2 week 1

Iets herstellen, het weer in orde maken. We gaan het huis ....
Een gebouw afbreken.
Bij elkaar brengen.
Uit elkaar halen.
Dit gebruik je als je iets nog een keer zegt of schrijft, maar op een andere manier.
Iets of iemand naar een andere plek overbrengen.
Een plek om te wonen, onderdak.
Een mens of dier gevoelloos maken voor pijn, of een deel van het lichaam gevoelloos maken. Meestal met een injectie.
Zo erg of droevig dat je er ontzettend verdrietig van wordt. De peuter was zijn mama kwijt en huilde ....
Uit de weg gaan, aan de kant gaan. De mensen in de menigte weken voor de politie.
Als ergens veel mensen op afkomen.
Op dezelfde plek blijven.
opknappen
slopen
verenigen
scheiden
met andere woorden
overplaatsen
het onderkomen
verdoven
hartverscheurend
wijken
toestromen
geen poot meer verzetten