Voor een tijdje. Zijn doofheid is van e aard; hij kan binnenkort weer horen. | |
Niet tegen een bepaalde stof kunnen. | |
Zich niet op zijn gemak voelen. | |
Iets accepteren, hoewel je het eigenlijk niet wilt. | |
Er niet bij passen. | | Voor altijd. Hij is doof geworden. | |
Een periode; bepaalde tijd. In het van peuter zeggen veel kinderen op alles: "Nee". | het |
Uit een ver of vreemd land. | |
Afgeschermd tegen regen en wind. Dit is een te plek. | |
Iets wat zeker is. Het staat vast dat hij de dader is. | |
|