In een groep de mogelijkheid krijgen om iets te zeggen. Mike krijgt het woord van de juf. | |
In een groep mensen beginnen te praten. Hij nam het woord in de vergadering. | |
Je omdraaien om de andere kant op te gaan. | |
Iets weer in orde maken aan je uiterlijk. | |
Iets voorstellen in een gesprek. Ik opperde dat het tijd werd om naar huis te gaan. | |
Plotseling, kwam de man de hal binnen. | |
De oom van je vader of moeder. | de |
De gracht rond een kasteel. | de |
Een deftig kledingstuk dat lijkt op een jurk. | het |
Iets wat heel vaak gezegd wordt en daardoor zijn kracht verloren heeft. Bijvoorbeeld: |
na regen komt zonneschijn. | het |