1. verfilmen | Paul heeft een avonturenverhaal . |
2. beproeven | De acteurs hebben Paul aardig . | 3. kletsen | Ze hebben tijdens de opnamen . | 4. concentreren | Vooral Annika had zich nooit . | 5. omringen | Ze werd ook steeds door bewonderaars. | 6. waarschuwen | Paul heeft de acteurs vaak . | 7. onderdrukken | Hij heeft zijn ergernis steeds . | 8. herinneren | En Milo heeft zich zijn tekst nooit . | 9. trainen | Dus heeft Paul hem vaak . | 10. nazeggen | Milo heeft heeft hem steeds braaf . | 11. onthouden | Maar hij had de tekst niet goed . | 12. afronden | Toch is de film uiteindelijk succesvol . | 13. verspreiden | Paul heeft hem via het internet . |