Taal Actief versie 4 - Groep 8 - thema 7 extra L 10

  
Maak een woord met -heid of -teit.
1. In het paleis was een plechtig . plechtigheid
2. 'Er is een probleem majes ,' zei de lakei.
3. De prins wil niet aan de activi deelnemen.
4. 'Wat een brutali !' zei de koning.
5. 'Ach, hij komt in de puber ,' suste de koningin.
6. 'Je moet eens de gelegen vinden met hem te praten.'
7. Dat bracht de koning in verlegen .
8. Dat hij zijn zoon niet vaak sprak, was de reali .

heid, teit, tijd, ijd of ijt? Schrijf het woord op.
1. Mijn vader heeft veel autori .
2. Hij eist al gehoorzaam . -
3. Op mijn leef is dat niet gemakkelijk.
4. Hij heeft de verantwoordelijk voor mij.
5. Dat is wel de reali , maar af en toe maak ik er
toch een wedstr van.
6. Mijn moeder probeert de gezellig
tijdens de maal te bewaren.
7. Zij heeft de capaci om de sfeer te verbeteren.
8. In werkelijk is zij de baas in huis.
9. Mijn moeder heeft een andere mentali dan mijn vader.
10. Ze heeft oog voor mijn persoonlijk .
11. Haar hart staat wagenw voor me open.