Taal Actief versie 4 - Groep 8 - thema 6 extra L 4

  
Vul het schema in.
werkwoordtegenwoordige tijdvoltooid deelwoord
inpakken Irma pakt de tas in.De tas is ingepakt.
opletten Ze wat ze er allemaal in doet. Ze heeft .
voornemen Merijn zich beter zijn best te doen.Hij heeft het zich .
afzien Erkan van de wedstrijd.Hij heeft van de wedstrijd .
uitrusten Hij liever een paar dagen .Hij heeft een paar dagen .

Vul in elke zin twee werkwoorden in. Let op de tijd.
deelnemen - mislukken - neerzetten - opblazen - optreden - overtreffen - stilzitten - uitnodigen -
uitbarsten - uitblazen - uitzoeken
1. Elmer nodigt vriendjes uit. Hij heeft er zes .
2. Zijn moeder ballonnen .  Ze heeft er al veertien .
3. Dan zijn zus de taart . Ze heeft de taart netjes .
4. Elmer de kaarsjes .  Hij heeft alle kaarsjes .
5. Er een clown .  Die heeft op veel kinderfeestjes .
6. Vandaag hij zichzelf.  Hij heeft zichzelf .
7. Geen enkele truc .  Niets is .
8. De kinderen netjes .  De kinderen hebben netjes .
9. Ze steeds in lachen . Ze zijn steeds in lachen .
10. De jarige aan het showtje.  Elmer heeft zelf .
11. En aan het eind hij een presentje . Uit een doos heeft hij een presentje