1. Elmer nodigt vriendjes uit. Hij heeft er zes . |
2. Zijn moeder ballonnen . Ze heeft er al veertien . |
3. Dan zijn zus de taart . Ze heeft de taart netjes . |
4. Elmer de kaarsjes . Hij heeft alle kaarsjes . |
5. Er een clown . Die heeft op veel kinderfeestjes . |
6. Vandaag hij zichzelf. Hij heeft zichzelf . |
7. Geen enkele truc . Niets is . |
8. De kinderen netjes . De kinderen hebben netjes . |
9. Ze steeds in lachen . Ze zijn steeds in lachen . |
10. De jarige aan het showtje. Elmer heeft zelf . |
11. En aan het eind hij een presentje . Uit een doos heeft hij een presentje |
|