1. Brechtje is vol verwating. | verwachting |
2. Maar aan de geziten ziet ze niets. | |
3. Ze zag een beritje voor deze baan. | |
4. Ze heeft de voorzitter retstreeks gemaild. | |
5. Het zou onretvaardig zijn als ze wordt afgewezen. | |
6. Sinds de opriting van de dienst werken er alleen mannen. | |
7. Die kunnen beter onzitbaar surveilleren. | |
8. Maar volgens haar inlitingen is het nu tijd voor verandering. | |