1. verbreken | Thomas verbrak vorige maand zijn verkering met Geike. |
2. beheersen | Dagenlang hun ruzie het schoolplein. |
3. beschuldigen | Jeffrey Thomas van oneerlijkheid. |
4. bemoeien | Elvira heeft zich juist met Geike . |
5. verstoppen | Geike had zich na de breuk voor iedereen . |
6. bespreken | Elvira met haar hoe stom jongens zijn. |
7. bedreigen | Thomas heeft Elvira na schooltijd . |
8. herstellen | De meester heeft de vrede . |
9. bespreken | Hij zijn eigen eerste verkering in de klas! |
10. benadrukken | Hij heeft vooral ieders vrijheid . |
11. beseffen | Maar we hebben ook dat je een ander niet moet kwetsen. |
| |