Taal actief 4 - groep 8 Spelling Thema 4 week 3b

  
Taal actief 4
infinitieftegenwoordig deelwoord
slapenJohan eet zijn bord bijna slapend leeg.
schommelenZij kijkt naar de tv.
fluitenHij gaat naar zijn werk.
springenHij ging huppelend en op pad.
huilenHij leest een ontroerend verhaal.
gapenIk kijk naar mijn computer.
lachenIk loop weg.
blozenZij kwam naast mij zitten.
verwijtenHij naar mij.
glimlachenIk keek terug.
hoofdschuddenHij liep weg uit de vergadering.
mokkenHij bleef op zijn plaats zitten.
overtuigenHij sprak over het nut van zonnepanelen.
infinitiefvoltooid deelwoord
onderuithalenDe voetballer werd .
uitschakelenDe computer werd
hopen Ik had op iets anders .
transpirerenDe wielrenner had flink .
realiserenIk heb me dat al .
hinkenIk ben naar de uitgang .
Het tegenwoordig deelwoord wordt ook wel onvoltooid deelwoord genoemd.