| meebrengen. | Je meegebrachte koekjes zijn heerlijk. |
| aankomen | Maar de pondjes moeten er wel weer af. |
| aanwijzen | Ren het traject maar eens. |
| voordoen | Met de lichte voorsprong! |
| Later.... | |
| uitkiezen | De afstand klopte niet hoor. |
| uitzoeken | Of jouw route niet. |
| overdrijven | Dit was een afstand! |
| voorschrijven | Ik heb het tempo niet volgehouden. |
| uitkomen | Ach, ik vergeef je deze waarheid. |
| doorstaan | Neem maar een koekje voor de ellende. |