1. omdraaien | Ken je het verhaal van de omgedraaide baby's? |
2. neerleggem | De pasgeboren baby's kregen hunnaam opgespeld. |
3. opspelden | Maar die namen zaten verkeerd om. |
4. opvoeden | De door verkeerde ouders kinderen wisten van niets. |
5. vermoeden | Maar de door een ouder fout kwam toch uit. |
6. overtuigen | De van de fout ouders waren wanhopig! |
7. verwisselen | Moeten ze hun kind nu afstaan? |
8. verwarren | Alle personen kwamen bij elkaar. |
9. uitvoeren | De oplossing maakte iedereen blij. |
10. bouwen | Ze woonden allemaal samen in naast elkaar huizen. |
11. verfilmen | Hun verhaal is nog weleens op tv. |