volgende
=>
Taal actief 4 - groep 8 Spelling Thema 1 week 3b
ik houd -
Ik heb het
gehouden.
jij overdrijft -
Ik heb het flink
.
hij barstte -
Het flesje is
.
jij vindt -
Ik heb hem
.
de agent ondervraagt -
Hij heeft hem
.
ik kocht -
Ik heb een tas
.
ik verdacht hem -
Ze hebben hem ook
.
hij braadde -
De kip is al
.
ik bezoek -
Hij heeft hem
.
zij verstond -
Je hebt me toch
?
wij vroegen -
Hij had het
.
hij gaat onder -
De zon is
.
het gebeurt -
Het is echt gebeurd!
ik kon het niet -
Ik heb het nooit
.
wij scheiden -
Hij is al lang
.
jij gaf veel uit -
Je hebt veel
.
ik overschrijd -
Je hebt het budget
ik onderzoek -
Hij heeft het
.
ik roep -
Ik werd naar binnen
.
ik overweeg -
Ik heb het niet
.
controleer
Hint
OK
volgende
=>