Taal actief 4 groep 7 themawoorden 2 week 4

Als je iets niet ziet of hoort.
Ergens het slachtoffer van zijn.
Een prettig, opwindend gevoel.
Iets wat met opzet vals of oneerlijk is.
Iets waarvan je denkt dat het niet goed is of niet klopt.
Planten met stengels en sprieten die in het water groeien.
Een zoutwatervis.
Een smalle langwerpige uitholling waar water door stroomt.
Ergens positief tegenover staan.
Ergens negatief tegenover staan.
Erg rijk.
Heel erg arm.
Het gaat helemaal mis. Je kunt het niet meer controleren.
Onder controle houden.
Streng. Als je een beslissing hebt genomen en je verandert die niet meer.
Zachtjes op en neer bewegen door de golven.
De resten van een boot, auto of vliegtuig na een ongeluk.
Ergens anders.
Meer dan nodig is.
Het platte gedeelte van een riem of roeispaan.
De beweging die de riem van een roeiboot door het water maakt.
Een roeispaan. Een stok met aan één kant een plat gedeelte.
Druk en zenuwachtig. Niet rustig.
Ontspannen, rustig.
Weten hoe iets moet.
Niet doorgaan.
Dit hebben mensen die nieuwe of mooie dingen kunnen bedenken of maken.
Wat je gebruikt om iets gemakkelijker te kunnen doen.
Enorm.
Meemaken, ervaren.
In het begin, eerst.
Aan elkaar vastmaken van meerdere dingen, mensen of zaken.
Als iemand ergens voordeel van heeft.
Als iemand ergens nadeel van heeft.
Niet blij, mopperend.
Heel blij, tevreden.
aan de aandacht ontsnappen
ergens de dupe van zijn
de kick
het bedrog
dubieus
de algen
de makreel
de geul
welwillend
afwijzend
vermogend
straatarm
uit de hand lopen
in toom houden
onverbiddelijk
deinen
het wrak
elders
overtollig
het roeiblad
de haal
de riem
opgewonden
relaxed
onder de knie hebben
van de baan zijn
de creativiteit
het hulpmiddel
ontiegelijk
ondervinden
oorspronkelijk
verbinden
ten bate van
ten koste van
chagrijnig
opgetogen