|
1. Heb je cijfer al gehoord? |
2. Heb je alle voor de taart? |
3. Het is dik in orde met de in dit restaurant. |
4. De constructie bleek erg sterk. |
5. Ik draag handschoenen als ik in de tuin werk. |
6. Mijn feestje is volgende week vrijdag. |
7. Heb je al voor de musical in groep 8? |
8. Ik heb de al gekocht. |
9. heb je hier een grote markt. | 10. De moeten nog wel gewassen worden. |
|
11. Hij heeft een medaille gewonnen met judo. |
12. verjaardag is op een zondag. |
13. Op de pleinen in het hele land verzamelden zich enorme demonstranten. |
14. Wat is het verschil tussen virussen en ? |
15. Op de kast staat een sigarendoosje, wil je dat even aangeven? |
16. De bananen liggen in de fruitschaal. |
17. De laatste twee vond ik moeilijk |
18. We kunnen de moeilijk inschatten. |
19. Op de Veluwe lopen aardig wat rond. |
20. Tien meter is een . |